“Die Grieken moeten het
lekker zelf oplossen. Je geeft je kind toch ook geen extra zakgeld als hij
alles heeft uitgegeven op de kermis?” In de avondzon ren ik met een collega
langs de Amstel van het AMC naar huis. We discussiëren tot we bijna buiten adem
zijn. “Wacht even.”, zegt hij en uit zijn zak pakt hij zijn smartphone. Hij ontgrendelt
het toetsenbord, typt een aantal woorden in en terwijl het zweet over zijn
voorhoofd parelt, houdt hij mij het scherm voor. Op de Wikipediapagina staat
een enorme hoeveelheid aan grafieken en cijfers over de huidige economische
toestand van Griekenland. “Zie je wel?”, hijgt hij, “Een begrotingstekort van
meer dan 9,6%, daar moeten we ons geld toch niet in investeren?” Zwijgend
rennen we door. De honger naar kennis lijkt gestild. De feiten staan er zwart
op wit. Maar ergens knaagt er iets. Wat is 9,6% en wat zegt dat eigenlijk?
Onze drang om de wereld te
begrijpen is iets van alle tijden. We wilden regen voor een goede oogst; maar wanneer
valt er regen? We wilden onze dierbaren genezen van genadeloze ziekten; maar
wat leidt er tot de dood? Om te overleven in een wereld vol onvoorspelbaarheden
is het zoeken naar causale verbanden onontbeerlijk. Al dansend rond een
vreugdevuur stonden goden en geesten eeuwenlang symbool voor datgene wat we nog
niet begrepen. De waarheid hing hoog in de lucht; ongrijpbaar maar met de
juiste rituelen wèl beïnvloedbaar. Naarstig zijn we nog steeds op zoek naar
formules die de wereld kunnen voorspellen. Een regendans bleek niet afdoende.
De zoektocht naar de
waarheid splitste zich in twee sporen: de religie en de wetenschap. Godsdiensten
en andere zingevinginstanties trachten aan de hand van allerlei leefregels en
heilige boeken de waarheid te benaderen met bewijs uit het verleden. “Wat gij
niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.”, lijkt zo ongeveer wel
de gulden regel die Mozes, Jezus en Mohammed ons voorschrijven. In de
wetenschap moest het bewijs echter geleverd worden door zintuiglijke observatie.
Euclides, Da Vinci, Vesalius en Bohr toetsten hun hypothese net zolang tot die
door geen eerlijk oog meer ontkend kon worden. Toch blijkt deze scheiding bij sommige
wetenschappers in hun zoektocht naar de waarheid niet zo rigoureus. Pythagoras,
Einstein en vele anderen verenigden wetenschap en het bestaan van god tot één
geheel. Goddelijkheid lijkt symbool te staan voor alles wat ons overstijgt en
nog ongrijpbaar is. De wetenschap tracht vanuit de menselijke vermogens die
onwetendheid kleiner te maken.
Eeuwenlang was het zoeken
naar de waarheid voorbehouden aan slimme mannen in statige kerken en hoge
ivoren torens. Echter, met de komst van de boekdrukkunst, de grootschalige
toegang tot onderwijs en de lancering van het internet zijn de feiten
toegankelijker geworden dan laaghangend fruit. Tegenwoordig kan je met één druk
op de knop de wereld snappen. Althans, je kunt er iets over zeggen. De feiten
over de economische toestand van Griekenland zijn overvloedig en eindeloos
dichtbij. Daar heb je geen god of wetenschapper meer voor nodig. We staan zelf
dichter bij de waarheid dan ooit en hebben ons losgemaakt van de specialisten
van de maatschappij.
Dat is maar goed ook, want
die specialisten zijn al jaren niet meer te vertrouwen. Als dominostenen vallen
economen, politici en voedselproducenten bij bosjes door de mand. Stuk voor
stuk worden ze ontmanteld door slimme onderzoeksjournalisten. Joris Luijendijk
ontfermde zich met zijn boeken en blogs over politiek Den Haag en de hoge heren
van de Engelse banken. Julian Assange onthulde met Wikileaks in één klap de
diplomatieke spelletjes die over onze hoofden door menig politicus gespeeld
worden. De programmamakers van de Keuringsdienst van Waarde lieten zien dat een
cornflakesfabrikant verpulverde schroefjes toevoegde om het ijzergehalte wat op
te krikken. Er wordt gezaagd aan de stoelpoten van de specialist. De waarheid
is aan de burger. Maar is het krukje van die laatste niet veel te laag om de
echte waarheid te kunnen zien?
Journalisten, schrijvers,
cabaretiers en kritische burgers zijn onontbeerlijk om de specialist scherp te
houden: ze zijn de waakhonden van de democratie. De toenemende transparantie
dwingt de specialisten om hun keuzes te verantwoorden en toe te lichten in
begrijpelijke taal. Een kind wil tenslotte ook weten waarom groente goed voor
hem zijn. Dan is een welgemeend ‘voor je eigen bestwil’ even weinig waard als
de ‘geen commentaar’ van een politicus wiens kabinet dreigt te vallen. Maar al
zijn de waakhonden nog zo scherp en weten wij als burgers nog zo veel. Het
maakt ons nog geen specialist.
Als toekomstig arts heb ik
binnenkort meer dan zeven jaar gestudeerd om iets zinnigs te kunnen zeggen over
een klacht als buikpijn. Ik zou mijn patiënten alle waarden van het
bloedonderzoek, alle plaatjes van de CT-scan en alle benodigde literatuur zelf
kunnen laten interpreteren. Weet hij dan wat er aan de hand is? Heeft hij enig
idee welk medicijn of welke operatie hij nodig heeft? Zijn de specialisten en
hun expertise werkelijk overbodig?
Als je kennis zou kunnen definiëren
in een wiskundige formule zouden feiten slechts één onderdeel daarvan uitmaken.
Hoe hoog is de staatsschuld van Griekenland? Wat mag je bloedsuikergehalte
zijn? Hoeveel milliliter regen valt er per jaar in Sudan? Elk antwoord is te
vinden op internet. De waarde van de feiten is belangrijker. Die waarde is
afhankelijk van het kader waarin je de feiten plaatst. En daarvoor hebben we
specialisten nodig. Er zijn in Nederland talloze wetenschappers die expert zijn
op verschillende gebieden. Waarom zijn er dan altijd maar een paar gevraagd
worden om aan te schuiven bij Matthijs en Jeroen? Waarom is de mening van
voetballers en bezorgde moeders belangrijker dan die van de deskundige? Al
rennend zijn we aangekomen bij de Nederlandse Bank; het huis van de financiële
experts. De volgende keer loop ik even naar binnen en vraag ik het ze zelf. Dat
is een feit.